Adviseur hoefde niet te weten van muntenverzameling
(Rechtspraak) Van de financieel adviseur kan en mag in algemene zin worden gevergd dat hij actief waakt voor onderverzekering. Onder de gegeven omstandigheden had hij evenwel niet meer kunnen doen dan een algemene vraag stellen of er nog verdere kostbaarheden zijn die (niet onder de kostbaarhedenverzekeringen maar) onder de inboedelverzekering vallen. Met de rechtbank acht het hof niet voldoende onderbouwd dat op zo’n algemene vraag, [appellant] (of zijn medewerkers) het antwoord zou hebben gegeven dat de muntenverzameling onder de inboedelverzekering viel en dat die waarde zou (kunnen) zijn gestegen.
Op 8 juli 2019 heeft er een roofoverval in de woning van [appellant] plaatsgevonden en is onder meer zijn muntenverzameling gestolen. De expert van a.s.r. heeft de waarde van de verzameling getaxeerd op 96.570 euro. De verzekeraar heeft op grond van de inboedelverzekering voor de gestolen munten een bedrag van 27.000 euro aan [appellant] uitgekeerd. [Appellant] heeft [geïntimeerde] bij brief van 1 november 2019 voor de schade wegens onderverzekering van 69.570 euro aansprakelijk gesteld.
Het hof: “De verplichting van [geïntimeerde] om actief te waken over de belangen van [appellant] is beperkt tot die belangen van [appellant] die bij [geïntimeerde] bekend waren of redelijkerwijs bekend hoorden te zijn. [Appellant] stelt niet dat hij ooit met [geïntimeerde] – of met [persoon A] – de muntenverzameling heeft besproken, zodat in dit geschil vast staat dat het bestaan en (daarmee ook) de waarde van de muntenverzameling niet bekend waren bij [geïntimeerde]. Naast de inboedelverzekering heeft [appellant] ook een (nieuwe) kostbaarhedenverzekering gesloten, voor juwelen, horloges, kunst en antiek. Onder die omstandigheden ligt de vraag naar ‘antiek, kunst en verzamelingen’ die daarbuiten (en daarmee dus ‘gewoon’ onder de inboedelverzekering) zouden vallen niet voor de hand.
“Een rol speelt daarbij ook dat de nieuwe kostbaarhedenverzekering gesloten werd via tussenkomst van een andere assurantieadviseur, waardoor [geïntimeerde] – ook door de geringe eigen contacten met [appellant] – niet veel meer kon doen dan de polisvoorwaarden van die nieuwe kostbaarhedenverzekering op te vragen bij [appellant]. De kernvraag in dit geschil is dan of het bestaan en de waarde van de muntenverzameling bij [geïntimeerde] wel bekend hadden behoren te zijn doordat een redelijke handelend assurantietussenpersoon actief bij zijn klant navraag zou hebben gedaan naar antiek, kunst en verzamelingen onder de inboedelverzekering.
“Waar [geïntimeerde] niet wist van het bestaan van de muntenverzameling, kan zeker niet van hem worden gevergd dat hij uit zichzelf zou hebben gevraagd naar de omvang en de waardestijging daarvan. Omdat onder de inboedelverzekering verzamelingen alleen tot de in de inboedelwaardemeter genoemde standaard maximale bedragen van 12.000 euro en 15.000 euro verzekerd waren, is – anders dan [appellant] stelt – de hoogte van die bedragen voor [geïntimeerde] ook geen aanwijzing geweest dat er een waardevolle verzameling onder de verzekering viel en dat het op zijn weg had gelegen om als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon te vragen naar de waardeontwikkeling daarvan. Van een zorgplichtschending is derhalve geen sprake.
“Het voorgaande laat onverlet dat van [geïntimeerde] in algemene zin kan en mag worden gevergd dat hij actief waakt voor onderverzekering. Onder de gegeven omstandigheden had hij evenwel niet meer kunnen doen dan een algemene vraag stellen of er nog verdere kostbaarheden zijn die (niet onder de kostbaarhedenverzekeringen maar) onder de inboedelverzekering vallen. Met de rechtbank acht het hof niet voldoende onderbouwd dat op zo’n algemene vraag, [appellant] (of zijn medewerkers) het antwoord zou hebben gegeven dat de muntenverzameling onder de inboedelverzekering viel en dat die waarde zou (kunnen) zijn gestegen.”